Oorspronkelijk ging het om een rijhuis van 5m breed. De vader van de bouwheer had de woning laten uitbouwen na aankoop van het aangrenzende bouwterrein. En zo werd de arbeiderswoning een burgerwoning met een gevelbreedte van 11m.
Met sixties invloeden : een groot horizontaal raam met daarboven een rij verticale ramen op de verdieping was toen de overheersende trend. Een doorsteek naar de tuin was toen nog niet zo evident. Geen tuin, maar een binnenplaats. Geen glazen deuren, maar ramen met hoge vensterbanken : wie in het salon zat kon enkel de wolken bewonderen.
Tussen het salon en de vertrekken achteraan was er nog het obstakel van een volledig ommuurde keuken, vol kasten en tegels aan de muur. Het was dus een huis met heel veel deuren, kleine kamertjes en een onlogische indeling.
Er werd afgesproken opnieuw vorm te geven aan de as inkom – salon – eetkamer – keuken – terras – tuin. Zonder deuren, enkel met grote ramen. Het daglicht moest overal kunnen binnendringen. De bouwheer, diplomaat, moest in staat zijn om tenminste 16 gasten aan tafel te ontvangen. De open haard werd als bijkomende blikvanger ingekleurd en kon in al zijn glorie vanaf de inkom bewonderd worden.
Het project richtte zich naar een harmonieuzere tekening van de voorgevel en een totale ontwrichting van de achtergevel naar de nieuwe tuinen. Halve cirkelbogen en orangerieramen werden nieuwe motieven ter ondersteuning van de dialoog met de tuinen, terrassen en balustrades.